Organisatie en samenstelling van de groep en dagritme
Kinderen in de BSO zijn er niet alleen als individu maar ook als groep. in elke groep spelen groepsprocessen, sociale relaties en onderlinge spanningen een rol. De meeste kinderen vinden het leuk om deel uit te maken maar dit zal ook altijd spanningen met zich meebrengen. Als een kind geen vaste vriend(in) heeft kan hij zich onzeker gaan voelen. Op dit moment is de rol van pedagogisch medewerker erg belangrijk. Door goede organisatie van de groep zorg een pedagogisch medewerker ervoor dat de sfeer goed is en kinderen zich veilig en vertrouwd kunnen voelen. Een goede organisatie van de groep bestaat uit vier aspecten:
- de zorg voor een positieve groep.
- opstellen en handhaven van groepsregels.
- de eigen groep als basis.
- een opendeurenbeleid.
Een positieve groep is belangrijk omdat kinderen zich er prettig in voelen en er ook veel leren. In een positieve groep:
- helpen kinderen elkaar en komen ze voor elkaar op.
- worden ook kinderen met een afwijkend uiterlijk of gedrag opgenomen.
- luisteren kinderen naar elkaar en hebben zij respect voor elkaars mening en karakter.
- zijn kinderen actief om samen dingen te ondernemen en kunnen zij hun individuele belang af en toe opzij zetten voor het collectieve belang.
- Gaan kinderen democratisch met elkaar om en proberen zij tegemoet te komen aan zoveel mogelijk wensen van de deelnemers, zonder dat de minderheid altijd het onderspit delft.
- is er openheid zodat kinderen problemen niet verdoezelen, verzwijgen of met geweld uitvechten.
- is de wil aanwezig om een conflict op te lossen en af te sluiten.
Zorgen voor een positieve sfeer kan op zes manieren:
- veiligheid bevorderen (dit kan door het geven van praktische informatie aan de kinderen, dit neemt een hoop onzekerheid weg. Door uit zichzelf deze informatie aan de kinderen te geven, voelen kinderen zich het snelste op hun gemak. De houding van de pedagogisch medewerker is ook erg belangrijk. Hij of zij accepteert ieder kind zoals hij/zij is en zorgt dat hij toegankelijk is voor de kinderen) (pag. 153)
- modelgedrag (de pedagogisch medewerkers laten in hun eigen gedrag zien, welk gedrag ze ook in de groep willen zien. Ze hebben een vriendelijke uitdrukking, luisteren naar elk kind, ze geven antwoord en maken een kind nooit belachelijk. Ook belangrijk is dat je de kinderen niet aanspreekt als persoon, maar hun aanspreekt op het (ongewenste) gedrag dat ze laten zien. conflicten worden bespreekbaar gemaakt) (pag.153)
- de juiste situatie scheppen (de pedagogisch medewerkers helpen de kinderen met het maken van contact, ze helpen de kinderen om de contacten persoonlijk te maken. Gelegenheid tot samenwerken en samen dingen doen is hierbij erg belangrijk. ) (pag.53)
- vriendschappen bevorderen (als er geen vrienden van geschikte leeftijd of sekse aanwezig zijn, zoeken de pedagogisch medewerkers vaak naar een oplossing. Dit kan zijn het laten meebrengen van een vriendje door het kind dat minder goed contact maakt.)
- positief sociaal gedrag bevorderen (de pedagogisch medewerker moet vaak heel veel uit de kast trekken om een positieve sfeer in de groepte creëren. Dit kan door bijvoorbeeld: veel bewegingsmogelijkheid, koppelen aan andere kinderen en extra structuur en sturing,)
- aandacht voor nieuwe kinderen in de groep (de pedagogisch medewerker begeleidt een nieuw kind altijd zorgvuldig. Belangrijk is een introductie, vaak is hier een vast ritueel voor. Er wordt bijvoorbeeld eerst aan de groep verteld wie het nieuwe kind is en waar het vandaan komt, daarna mag het nieuwe kind naast een kind van zijn leeftijd zitten. Dit kind is voor de rest van de dag de begeleider van het kind. Verder laat de pedagogisch medewerker het kind nog alle ruimtes zien, hoe hij de weg naar de groep terug kan vinden en waar hij naartoe moet als het kind de leider nodig heeft.
Wat ook nog belangrijk is bij de organisatie van een groep is het vaststellen (groeps)regels. De regels gaan bijvoorbeeld over de omgang tussen kinderen onderling of de omgang tussen kinderen en leidster(s). Ook voor de zorg van de ruimte en omgang met spelmateriaal bestaan vaak regels. Een aantal punten waaraan een pakket groepsregels moet voldoen:
- opstellen in overleg met de kinderen.
- regels regelmatig ter discussie stellen.
- opstellen als aanwijzingen voor gedrag.
- het aantal regels is beperkt.
- de regels zijn zichtbaar.
- het doel of nut van de regels is duidelijk uit te leggen.
De eigen groep als basis is erg belangrijk, dit betekent dat een kind altijd een vaste groep heeft. Waar een kind binnenkomt en altijd in terugkeert. Met een eigen groepsnaam en ruimte, deze ruimte is de binnenkomst na school. Kinderen verkennen vanuit deze groep de rest van het gebouw. Verdere punten die nog belangrijk zijn bij de groepsindeling: aandacht voor jongens en meisjes (jongens en meisjes moeten de kans hebben om activiteiten te volgen die aansluiten bij hun belevingswereld. Vaak hebben jongens meer behoefte aan “ravotten” en meisjes meer aan een rustige activiteit), aandacht voor groepscohesie en een vaste pedagogisch medewerker.
“Het opendeurenbeleid is een methodiek met een pedagogisch doel, die inhoudt dat kinderen structureel de gelegenheid krijgen om buiten de eigen groepsruimte met kinderen van andere groepen te spelen”(pag.162)
Het werken in de buitenschoolse opvang is niet elke dag hetzelfde. Soms zijn de middagen kort en soms zijn de middagen lang. Daarom is het belangrijk dat voor alle dagen in de week, dat de BSO open is, een dagritme vastgesteld wordt. De BSO stemt zijn openingstijden af op de omringende basisscholen: de korte middagen vanaf 15:15, de lange middagen vanaf 12:00, de schoolvakanties de hele dag, de tijd voordat de school begint vanaf 7:00 of 7:30 en de studiedagen van de school, de hele dag. De dagelijkse opvang bestaat uit 12 delen:
- halen uit school
- binnenkomst
- drinken en eten
- vrij spelen en buiten spelen
- individuele aandacht
- persoonlijke verzorging
- georganiseerde activiteit(en)
- groepsmomenten
- rustige momenten
- opruimen
- oudercontacten
- afscheid
Er zijn ook delen die kunnen afwijken: huiswerkbegeleiding, wegbrengen van kinderen en andere taken. pedagogische medewerker gaan op de volgende manier om met het dagprogramma: variëren, flexibel en eigen accenten.
De visie van Peter Petersen zegt dat kinderen het beste leren door het leren van en met elkaar, waarbij de leerlingen ingedeeld worden in stamgroepen. Dit betekent dat leerlingen van verschillende leeftijden in één groep zitten. Ook vindt de visie van Peter Petersen belangrijk, het respect hebben voor alles en iedereen, het openstaan voor ideeën van anderen en het samenwerken. Dit is in de organisatie van een groep erg belangrijk en dit zal door de pedagogisch medewerker ook altijd benadrukt moeten worden.
In onze BSO ´de stamboom´ zullen wij werken met verticale stamgroepen. Peter Petersen en zijn medewerkers deden onderzoek naar stamgroepen en ze zagen dat er door verschillende leeftijden in een stamgroep vruchtbare ontwikkelingsmomenten voor doen. Een verticale stamgroep biedt voor kinderen een goede mogelijkheid zich te ontwikkelen. Zo zullen de tweedejaars vanzelf de taak op zich nemen om jongere kinderen te begeleiden. Ze zullen hulpgedrag vertonen in bijvoorbeeld het ontwikkelingsmateriaal en de leefregels.
In de stamgroep zullen wisselende posities zijn die zich in elke stamgroep weer opnieuw voor zullen doen. Ze zullen leren dat bepaalde capaciteiten ook met leeftijd samenhangt. De jongeren kinderen zullen zien dat oudere over het al gemeen meer weten.
Doordat wij werken met wisselende posities in stamgroepen krijgen kinderen de gelegenheid zich zodanig te bewijzen als ze de leidinggevende positie hebben.
Jaarlijks worden er nieuwe kinderen toegevoegd aan de stamgroepen, dit is gunstig voor het functioneren van de groep.
De groepsleider in de stamgroep krijgt een pedagogische invulling.
Stamgroepen zijn beter dan jaarklasgelegenheid omdat een stamgroep zorgt voor een optimale sociale ontwikkeling. Kinderen leren met elkaar om te gaan en elkaar te helpen.
Volgens Petersen is een stamgroep een goed functionerende speel-, leef- en leergemeenschap.
Petersen vindt dat je soms moet groeperen naar interesse, dan naar begaafdheden dan naar de inhoud van de opgave of naar gelijke vorderingen. Hoe we groeperen hangt af van wat we willen bereiken met de ontwikkeling van kinderen. Op grond van hersenonderzoek en ontwikkelingspsychologische en pedagogische inzichten kiezen wij voor de volgende doelen: we proberen elk kind op de BSO zich maximaal te laten ontwikkelen. Dit alles doen we in een leef- en leeromgeving die zo veilig en uitdagend is als mogelijk. Wij vinden het belangrijk dat we respectvol, zorgzaam en verantwoordelijk met elkaar omgaan. Ook vinden wij het belangrijk dat kinderen zich op school thuis voelen, het gevoel hebben dat ze ergens bij horen.
Op onze BSO zullen wij een vast dagprogramma hebben zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn. Zoals eerder benoemd is er veel aandacht voor gemeenschappelijke activiteiten in gesprek, spel, werk en viering dit zijn namelijk de basisactiviteiten. Wij zullen thema’s aanbieden bijvoorbeeld seizoenen of feestdagen. Bij deze thema’s zullen activiteiten zijn waar de kinderen aan mogen deelnemen, dit is overigens niet verplicht. Ze kunnen dan ook kiezen voor een andere activiteit zoals knutselen, computeren of vrij spel. We zullen samen eten met de kinderen op lange middagen. We dekken dan samen de tafel. De kinderen mogen zelf kiezen wat ze op hun brood willen, eerst iets hartigs en daarna iets zoets. De kinderen zullen zelf hun brood smeren.