Binnen- en buitenruimte

Indelen en inrichten binnenruimte

De inrichting van de ruimte (zowel binnen als buiten) is gericht op bepaalde pedagogische aspecten. O.a. veiligheid en geborgenheid bieden, prettige sfeer, zorgvuldig gekozen spelmateriaal etc. De inrichting ondersteund niet alleen de emotionele veiligheid van kinderen maar ook het verwerven van sociale en persoonlijke competenties. Ruimte en inrichting zijn belangrijke pedagogische materialen.

Indeling: De ruimte moet handig en functioneel zijn. Creëer bepaalde hoeken.
Inrichting: De ruimte moet een goede sfeer en uitstraling hebben. Let op kleurgebruik, plaatsing van meubels, decoratie etc.

Kinderen kunnen last hebben van:
1 Te dicht op elkaar zitten
2 Te veel kinderen
3 Te veel herrie
4 Te veel prikkels
5 Te krap
6 Te clean en te ‘kidsproof’.

Invloed van de ruimte op kinderen:
De BSO let op:
Kunnen de kinderen zich thuis voelen?
(laat kinderen persoonlijke dingen meenemen of hang gemaakte werkjes op, biedt mogelijkheid tot verschillende activiteiten in één ruimte: spelletjes; muziek luisteren; lezen à geeft huiskamer idee.)
Is er privacy mogelijk?
(Voor 4-6 jarigen: 2 ruimtes waar kinderen ‘privé’ kunnen spelen maar waar volwassenen nabij zijn. 6-9 jarige leeftijd willen kinderen soms graag even alleen zijn of met zelf gekozen vriendjes en vriendinnetjes spelen af en toe zonder zicht van volwassenen. 9-13 jarigen: ruimtes waar ze uit het

zicht van volwassenen zijn. )
Ondersteunt de ruimte positief sociaal gedrag?
(Kinderen willen zich kunnen terugtrekken omdat ze op school al de hele dag in groepsverband zijn. Daarom zijn er verschillende hoeken nodig. Zo voorkom je ook eerder ruzies en pestgedrag. Afgescheiden ruimtes stimuleren dus op deze manier positief sociaal gedrag.)
Ondersteunt de ruimte zelfstandigheid?
(Naarmate kinderen ouder worden hebben ze meer behoefte aan zelfstandigheid en autonomie. Ze willen ook eens niets kunnen doen en niet steeds toestemming hoeven vragen waarmee ze mogen spelen. Ze hebben een omgeving nodig die veel mogelijkheden biedt.)
Komen jongens en meisjes aan hun trekken?
(Rond 7 jaar willen meisjes met meisjes spelen en jongens met jongens. Het hangt van de groepssfeer af of er speciale jongens ruimten moeten komen en speciale meisjes ruimten.)
Komen alle leeftijden aan bod?
(Alle kinderen in verschillende ontwikkelingsfasen moeten er kunnen spelen. Bekijk de ruimte vanuit een verschillende leeftijden perspectief.)
Komen de verschillende soorten spel aan bod?
(In iedere BSO zijn ruimtes voor plekken als:
-Rustig spel (lezen, puzzelen, bordspelletjes, kletsen, luieren en hangen).
-Bewegingsactiviteiten (rennen, klimmen, ballen, stoeien; zorg voor een ruimte met kussens, tafelvoetbal, dansmogelijkheid).
-Creatieve activiteiten (ruimte met creatieve materialen: klei, verf, hout, textiel etc.)
-Constructiespel (bouwhoek: lego, Kapla, treinrails, blokken à mogelijkheid tot laten staan), Fantasiespel (verkleden, poppen, winkeltje, poppenkast, toneel, Playmobil, dieren, hutten bouwen).
-Gezelschapsspel (groepjes van 2-4 kinderen, eettafel kan hiervoor gebruikt worden à spelletjes, tekenen, knutselen etc. à handig om meerdere kleine tafels te hebben).
-Computer ( aparte ruimte zodat de pc of PlayStation geen andere kinderen stoort).
-Huiswerk (sommige kinderen krijgen huiswerk mee, er moet een rustige ruimte zijn met een kast met pennen, gum, liniaal, woordenboek, atlas etc.).

Wat uit deze theorie overeen komt met de visie van Petersen is: ontwikkelingsgerichte materialen, kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar, stimuleren van zelfstandigheid.

Wij hebben kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar en werken met stamgroepen. Per ruimte hebben wij een thema, bijvoorbeeld: creatieve activiteiten. In deze ruimte zijn dan ook materialen te vinden waar jonge kinderen mee aan de slag kunnen maar ook materialen voor oudere kinderen zoals een schildersezel.

In onze BSO proberen wij zoveel mogelijk de zelfstandigheid (autonomie) te stimuleren. Een kind is een deel van de maatschappij en heeft dus verantwoordelijkheid nodig. Wij letten hierop door ‘stimulerend tussen te komen’. Als een kind iets vraagt proberen wij vragen te formuleren waardoor een kind zelf aan het denken wordt gezet. Ook laten wij kinderen zelf uitzoeken wat ze graag willen doen.

Uitgangspunten bij indelen en inrichten

De belangrijkste uitgangspunten voor de BSO zijn;

-        Duidelijke structuur, het moet duidelijk zijn wat op bepaalde plekken gedaan kan worden. Zo lopen de activiteiten niet door elkaar en wordt het geen chaos.

-        Activiteitenplekken maken, en ruimte die bestemd is voor activiteiten deze zijn begrensd.

-        Variatie in grootte, activiteitenplekken kunnen verschillen van grootte zodat er in sommige ruimtes veel kinderen samen kunnen spelen, maar er ook ruimtes zijn waar je maar met een paar kinderen kunt spelen.

-        Druk en rustig scheiden, plekken voor rustige en drukke activiteiten liggen niet naast elkaar. Dit is zodat het rustige spel niet wordt verstoort door de drukke spellen.

-        Rekening houden met looproutes, kinderen moeten niet door een speelplek heen hoeven lopen.

-        Zorgvuldige aankleding, dit moet ook bijgehouden worden anders verlies je het overzicht. Kinderen zijn gevoelig voor verzorgde ruimtes en sfeer. Het is belangrijk dat de aankleding, het kleurgebruik, meubilair en decoratie goed bij elkaar aansluiten. Eenvoud zorgt dat het rustig blijft. Het is ook belangrijk dat gekeken wordt naar de hardheid van meubilair, hoe harder het meubilair, hoe harder het geluid.

-        Kinderen betrekken, ook kinderen hebben vaan goede ideeën over de inrichting en hebben er plezier in te mogen helpen hiermee. Hiervan kan de BSO ook een activiteit maken zodat de ruimte netjes en op orde blijft en er van nieuwe ideeën van kinderen gebruik kan worden gemaakt.

 

Kinderen moeten inspraak hebben in de inrichting van de BSO, er is plaats voor ideeën van kinderen die verwerkt kunnen worden in de inrichting. Als zij behoefte hebben aan een bepaalde ruimte kunnen we het hier over hebben. Kinderen zijn een deel van deze BSO, een kleine gemeenschap.

 

Wij willen graag verschillende soorten plekken die duidelijk van elkaar verschillen en ook duidelijk afgeschermd zijn. Het hoeven niet per se aparte kamers te zijn, maar de verschillende activiteiten moeten geen last van elkaar hebben. We willen bijvoorbeeld een rustruimte, deze komt dan natuurlijk niet naast de ruimte om vrij te spelen waar het meestal druk is.

Ook willen we gebruik maken van de creativiteit van de kinderen, als zij goede ideeën hebben passen wij die samen met hen toe in de BSO. Voor ons is het belangrijk dat kinderen zich prettig voelen inde BSO dit kan worden gerealiseerd mede doordat er naar hun geluisterd wordt en ze dit terug kunnen zien in de inrichting.

 

Spelmateriaal

Spelmateriaal is een hulpmiddel bij het spelen, dit valt onder te delen in:

  • speelgoed
  • speeltoestellen

er zijn natuurlijk verschillende leeftijden aanwezig in een BSO en daarom is het belangrijk dat voor ieder kind geschikt spelmateriaal aanwezig is. Bij de aanschaf van spelmaterialen wordt er vaak gekeken naar waar de kinderen mee spelen, wat ervaren de kinderen en de leid(st)ers als geschikt spelmateriaal.

Wij als BSO ‘de Stamboom’ vinden het belangrijk dat er voor elk kind en voor elke leeftijdsfase geschikt spelmateriaal aanwezig is. Bij ons zijn de volgende spelmaterialen aanwezig onderverdeeld in de verschillende leeftijdsfasen, natuurlijk is het mogelijk dat spelmateriaal door verschillende leeftijdsfasen gebruikt worden. Maar we verdelen het spelmateriaal onder om een duidelijk overzicht te geven.

  • 4 jaar: puzzels, tekenspullen, een telraam, knuffels, poppen, treintjes, auto’s, poppenkastpoppen (om schooltje te spelen), voorleesboeken. Natuurlijk ook fietsjes en steppen voor buiten.
  • 5 jaar: bouwblokken, puzzels, tekenmateriaal (papier, viltstiften, kleurpotloden), boekjes, verkleedkleren, toonbank, kassa en een keukentje.
  • 7 en 8 jaar: voetbal, andere ballen, rackets, doelen, springtouwen en batjes, bouwblokken, metaal, papier, scharen en overig knutselmateriaal.
  • 9 +: gezelschapsspelletjes, weet- en denkspelletjes.

Een aantrekkelijke buitenruimte

Bij het beoordelen van de buitenruimte stellen kinderen zichzelf drie vragen, dat zijn de volgende:

·         wat kan ik er doen?

·         is het veilig voor mij?

·         Ziet het er leuk uit?

 

Bij het oprichten van onze BSO hebben we er rekening mee gehouden dat er voldoende plek is om te voetballen, te rennen, te fietsen etc. Ook hebben wij hoeken ingericht waar kinderen zich terug kunnen trekken, als ze bijvoorbeeld even geen zin hebben om te spelen of als ze zich onveilig voelen. We hebben bijvoorbeeld een speelhuis en bankjes aan de zijkanten van het speelplein. Ten slotte hebben we er rekening mee gehouden dat het speelplein aantrekkelijk uitziet voor de kinderen. zoals: schaduwplekken, hoogteverschillen, verstopplekken en plaatsen voor klimmen.

 

Indelen en inrichten van de buitenruimte

Bij de bouw van nieuwe scholen en BSO’s richt men zich meestal alleen op het gebouw. Er wordt nauwelijks nagedacht over de buitenruimtes. Vaak eindigt het als een groot vlak stoeptegels met misschien een of twee speeltoestellen. Een groenere en speelse buitenruimte met veel natuurlijke materialen bied veel mogelijkheden. Niet alleen om te spelen maar ook voor educatie.
Vaak ontbreekt het besef dat binnen en buiten een vorm van leren zijn. De focus van architecten ligt vaak op het gebouw en niet op de buitenruimte.
Een bewegingsrijke buitenruimte daagt uit tot bewegen. En kinderen komen steeds minder in contact met de natuur door bijvoorbeeld tv en computer. Uit Zweeds onderzoek is gebleken dat het spel in de buitenruimte veel gevarieerder was dan in de binnenruimte. Zo was bijvoorbeeld de ene keer de buitenruimte een gevechtsterrein en dan was het een sprookjesland.
Er zijn verschillende elementen belangrijk zo moet er gekeken worden naar: Verhard of onverhard: een deel van de ruimte moet open en verhard zijn vanwege bijvoorbeeld balspel of fietsjes.

·         Beschutting en overkapping: een overkapt gedeelte zorgt ervoor dat kinderen meer na buiten kunnen.

·         Niveauverschillen en spelzones: hoogteverschillen dagen uit tot bijvoorbeeld klimmen. En lijnen op de grond kunnen spelzones aanduiden.

·         Natuur: natuur in de buitenruimte kan bestaan uit bijvoorbeeld struiken, bomen en stenen. Dieren en groentetuintjes spreken tot de verbeelding van elk kind.

·         Fantasie-/schuilhoeken: een hut of speelhuisje of bijvoorbeeld achter een boom, kinderen zijn dolblij met hoeken waar ze hun fantasie kunnen uitleven.

·         Buitenspelmateriaal: er zijn losse en vaste speelmaterialen. Zo heb je bijvoorbeeld schommels, een klimrek of bijvoorbeeld knikkers en stoepkrijt. Buitenmaterialen zijn vooral gericht op oefenen in de motorische vaardigheden zoals fietsen, stoepkrijten of hinkelen.

 

Bij een buitenruimte is het belangrijk dat aantrekkelijk is voor kinderen en veilig is voor kinderen. Kinderen moeten uitgedaagd worden om dingen zelf te ontdekken. Volgens Petersen is sprake van een pedagogiek van de ruimte. Ook draagt het bij tot de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties van kinderen. De buitenruimte lokt hele andere competenties uit dan de binnenruimte. Zo krijgen ze meer ervaring met zelfstandig zijn, een ander soort spel, meer motorische vaardigheden en zelfstandigheid van de sociale contacten. Dit komt een beetje overeen met de visie van Fröbel en diens ‘kindergarten’. Petersen is altijd duidelijk geweest over Fröbel als belangrijke inspiratiebron.
 Petersen vond natuur erg belangrijk dat je een rijke en veelzijdige leerwereld creëert die vol zit met verschillende en uitdagende momenten. Ook vond Peter Petersen het belangrijk dat je levensechte en organische leereenheden aanbood. Peter Petersen vindt het belangrijk dat je creativiteit laat ontwikkelen.
Petersen werkte met gesprek, werk, spel en viering.
In de buitenruimte kan bijvoorbeeld het puntje spel heel goed worden uitgevoerd. De natuur is een rijke bron voor verschillende activiteiten. Ook word er buiten veel samen gespeelt en dus samen gewerkt beide dingen die Petersen heel belangrijk vond.

 

Bij onze BSO is een moestuintje aangelegd. Dit hebben wij gedaan omdat het een leuke en leerzame activiteit is om samen te doen. De kinderen kunnen er zelf van eten, zullen minder eten weggooien en zijn buiten lichamelijk bezig. Ze worden meer milieu- en natuurbewust en leren omgaan met verantwoordelijkheid.

Ook hebben wij bij onze buitenruimte een verhard en een onverhard gedeelte. Het verharde gedeelte is van verschillende soorten tegels. De kinderen kunnen hierdoor gemakkelijk fietsen of met een bal spelen. Ook hebben wij onverharde delen zoals een zandhoek, een grashoek en een aardehoek met struiken en heggen. Dit omdat het belangrijk is dat kinderen kunnen spelen in verschillende materialen. Elk materiaal heeft zo zijn eigen voordelen wat betreft het spelen van kinderen.

Spelen buiten de buitenruimte

Een buitenruimte van een BSO is altijd omheind en soms ook klein. Als kinderen in het park of bos mogen spelen geeft dit meer bewegingsvrijheid en uitdaging. Oudere kinderen mogen over het algemeen alleen naar deze ruimtes als hier duidelijke afspraken over gemaakt zijn. Jongere kinderen gaan regelmatig met pedagogisch medewerkers samen naar bijvoorbeeld het park, bos of de speeltuin. De kinderen leren zo ook hun eigen buurt beter kennen.

Petersen vindt natuur een heel belangrijk onderdeel. Kinderen moeten worden uitgedaagd om zelf dingen te ontdekken. Het draagt bij aan de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competenties van kinderen. Ze krijgen ervaring met zelfstandigheid een van de dingen die Petersen belangrijk vindt. Ook de motorische vaardigheden en de zelfstandigheid van de sociale contacten word bevorderd.
Creativiteit vindt Petersen belangrijk en in activiteiten buiten de buiten ruimte kan dit extra uitgeoefend worden.


Bij ons in de BSO is er de mogelijkheid om naar het park te gaan, deze ligt vlak bij onze BSO. Oudere kinderen mogen hier dan ook zelfstandig heen gaan. De jongere kinderen zullen dit doen onder begeleiding van onze pedagogisch medewerkers. Hier zullen momenten voor worden aangegeven.

Ook zijn er bij ons activiteiten als naar het bos gaan. Wij zullen bijvoorbeeld in de vijver diertjes vangen en deze onderzoeken. Kinderen kunnen aan de hand van kaarten zien welke diertjes ze gevonden hebben en welken diertjes er dus leven in bijvoorbeeld de vijver. Dit vinden wij erg belangrijk omdat het educatief is, de kinderen samenwerken en de kinderen ontdekken.